Wat is de betekenis van Ontrusten?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ontrusten

(ontrustte, heeft ontrust), (dicht.) 1. van rust, van stilte beroven: achthonderd schepen ontrusten ’t zeeduin en de vloed. 2. iem. zijn kalmte doen verliezen; hem ongerust of angstig doen worden: het lot van mijn vriend ontrust mij; ontrust zijn, in angst verkeren; — zich ontrusten, zich ongerust maken.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontrusten

rustte, h. ontrust (onrust bij iem. wekken): allerlei oorlogsgeruchten ontrustten de bevolking; refl. z. ontrusten: ontrust u niet, alles komt terecht.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ontrusten

(ont'rusten) (ontrustte, heeft ontrust) 1. Dicht. van rust beroven : het stille woud -. 2. onrust verwekken : een enkele blik ontrustte hem. 3. zich -, ongerust worden : ontrust u niet, ’t was slechts een droom !

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ontrusten

(ontrustte, heeft ontrust), (dicht.) van rust, van kalmte, van stilte berooven: achthonderd schepen ontrusten ’t zeeduin en den vloed; — iem. zijn kalmte doen verliezen, hem ongerust of angstig doen worden : het lot van mijn vriend ontrust mij; ontrust zijn, in angst verkeeren; — zich ontrusten, zich ongerust maken.

Gerelateerde zoekopdrachten