Wat is de betekenis van Onoverwin(ne)lijk?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onoverwin(ne)lijk

bn. (-er, -st), niet te overwinnen: de Onoverwinnelijke Vloot (in 1588); een onoverwinnelijke slaap.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onoverwin(ne)lijk

bn.: een onoverwinnelijke neiging, b.v. tot slapen; een onoverwinnelijke afkeer; de onoverwinnelijke vloot (1588).