Wat is de betekenis van onophoudend?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onophoudend

bn. bw., (Zuidn.) onophoudelijk.

2025-07-23
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

onophoudend

onophoudelijk Bruno keek bijna onophoudend naar zijn papa op het bidprentje. De massa die oorverdovend applaudisseerde, durfde hij amper aan te kijken. (Het Laatste Nieuws) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 3 Vlaamsheid: 4

2025-07-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

onophoudend

(bn. en bw.) onophoudelijk, voortdurend, onafgebroken. Maar de verschillen zijn frappanter. Gebrselassie is een lust voor het oog, zelfs in volle inspanning, Radcliffe knikt, sleurt en schudt onophoudend met het hoofd en draagt kousen, witte of, o gruwel, zwarte, die tot aan haar knieën reiken, alsof ze straks nog bij een voetbalwedstrijd moet...

2025-07-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

onophoudend

Onophoudelijk, aanhoudend, onafgebroken, voortdurend, gedurig. De automatisatie die zich opdringt wegens de onophoudende aangroei der verrichtingen, zal over twee jaar gespreid worden, Taalb. 1967, III, 85. Hij praat onophoudend en luistert nooit, Keurig Ndl. 1973, 248.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onophoudend

bn. en bw., (gew.) onophoudelijk.

Gerelateerde zoekopdrachten