Onnatuurlijk
bn. bw. (-er, -st), 1. in strijd zijnde met de natuur, met de gewone gang of het gewone voorkomen der dingen: een onnatuurlijke roodheid; zo iets is onnatuurlijk voor een kat; — (in ’t bijz.) strijdig met de menselijkc aard: de wet van Christus behelst dingen, die sommigen onnatuurlijk schijnen; onnatuurlijke ouders...