Onkel
m. (-s), (Zuidn.) nonkel, oom.
Wiktionary (2019)
onkel - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) broer of zwager van iemands vader of moeder ♢ Tijdens de vakantie helpt die student mee in de winkel van zijn onkel. Woordherkomst Ontleend aan het Franse oncle. Synoniemen (Noordnederlands) oom (Vlaams) nonkel Zie o...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Walter De Clerck (1981)
Uitsl. in de schrijft, voor: oom. - Minder gewoon dan nonkel (zie ald.). Nog een kleine belevenis moet ik vertellen, vooraleer ik bij de andere onkels en tantes mijn nieuwjaarcomplimentje ga opzeggen, BRULEZ 1950, 162. Slechts dank zij de bijzondere tussenkomst van een onkel pastoor was hij hier nog aangenomen, LEBEAU 1962, 40. Dat gaf Mira...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: