Wat is de betekenis van ongeloof?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongeloof

o., 1. het niet geloven aan iets, inz. aan godsdienstige waarheden: dat eeuwig uitpluizen en twijfelen heeft zijn grond in ongeloof. 2. de omstandigheid dat men niet gelooft (in godsd. zin): de uitbreiding van het ongeloof.

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ongeloof

ongeloof - Zelfstandignaamwoord 1. het niet geloven Woordherkomst Afgeleid van geloof met het voorvoegsel on- Synoniemen ongelovigheid

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ongeloof

s.n., ûn-, wanleauwe (it).

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ongeloof

o. (het niet geloven aan iets inz. aan godsdienstige waarheden): zich een air van ongeloof geven; wereldzin en ongeloof.

2025-07-23
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Ongeloof

In oudere theologische terminologie sprak men van o. overal waar het ware geloof ontbrak; men onderscheidde dan drie vormen daarvan: het heidendom met het Islamisme, het Jodendom en de ketterij. In het tegenw. spraakgebruik neemt men o. in een beperkteren zin en onderscheidt daarvan dwaalleer of ketterij. Ongeloof is dan de volledige ontkenning van...

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongeloof

('on) o. het niet geloven aan iets inz. aan de goddelijke openbaring : het voerde daar de boventoon ; door wordt men naar bijgeloof geleid.

2025-07-23
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Ongeloof

Onder het ongeloof verstaan wij gewoonlijk het niet aanvaarden en het verwerpen van de waarheid Gods door den natuurlijken mensch. Over dit ongeloof kan drieërlei worden opgemerkt. In de eerste plaats, wat het wezen van het ongeloof betreft, mogen wij nimmer uit het oog verliezen, dat de ongeloofstheorieën maar niet andere meeningen zijn,...

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ongeloof

o., 1. het niet-geloven aan iets, m.n. aan godsdienstige waarheden; 2. de omstandigheid dat men niet gelooft (in godsdienstige zin): de uitbreiding van het ongeloof.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ongeloof

Ongeloof o. het niet gelooven aan iets : de grond van zijn wezen was menschenhaat. ongeloof aan de vruchtbaarheid van het weten; het niet gelooven aan eene goddelijke openbaring: dat eeuwig uitpluizen en twijfelen heeft zijn grond in ongeloof; een apostel des ongeloofs; het verwerpen der geloofswaarheden eener kerk.