Oneindig (1)
Eindeloos of grenzeloos. 1° (Wijsbegeerte) O. is datgene wat geen grens heeft. Iets kan op twee wijzen onbegrensd zijn: 1° Wanneer de volmaaktheid ervan onbegrensd is (infinitum in actu). Ook dit kan dubbel zijn: a) iets kan nl. alle denkbare volmaaktheid insluiten en dus volstrekt alle grens missen. Dit is het geval bij God. b) Ook kunnen...