Wat is de betekenis van Omninō?

2025-07-24
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Omninō

adv. 1. absoluut, geheel; in ’t algemeen; (bij een climax) over ’t geheel, zelfs slechts; kortom, in één woord; (bij getallen) in het geheel, alles samengenomen. 2. geheel, geheel en al, door en door, in elk opzicht, volkomen. 3. alleszins, wel is waar.

2025-07-24
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)