Omkrullen
I. (krulde om, heeft en is omgekruld), 1. in krullen ombuigen, min of meer sierlijk buigen: de rand van een blikken vaas omkrullen; — de lip(pen) omkrullen, tengevolge van toorn of minachting; 2. zich kruiswijze ombuigen: zijn haar krult vanzelf om; de golven krullen om voor ze breken. II. (omkrulde, heeft omkruld), krullend om...