Wat is de betekenis van Nutŭs?

2025-07-24
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Nutŭs

ūs, m. 1. het neigen, neiging. 2. praegn., het wenken, wenk. | overdr., wenk, wil, bevel, verlangen; toestemming, annuere nutum alci, Liv.

2025-07-24
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)