Numero
(Fr.), o. (-’s), nummer: zijn adres is Voorstraatnumero acht; — dat is numero één, het belangrijkste.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Fr.), o. (-’s), nummer: zijn adres is Voorstraatnumero acht; — dat is numero één, het belangrijkste.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
nummer. Voorbeelden: Mijn zuster schoof haar arm onder de mijne en trok me mee. 'Numero dertig,' zei ze opkijkend naar de huisnummers. 'Aan deze kant. Een beetje verder.' Jan Lampo, Emmeke, 2001
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
nommer, nummer; merk, vent; numéro d'ordre, rang-, volgnummer; connaître le numéro de qn., weten welk vlees men in de kuip heeft; tirer un bon numéro, zich vrijloten.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
I. nŭmĕro (1); 1. eig., tellen, rekenen, pecus, Verg., alqm a se primum, Cic., si ex (naar) reis numeres, Cic., numera (senatum), tel (de aanwezige senatoren), zei een senator tot de consul, wanneer hij een senaatsbesluit wilde verhinderen, en meende dat de senaat niet voltallig genoeg was om een besluit te nemen,...
Dr. C.F.A. van Dam (1948)
m. getal; cijfer; hoeveelheid, aantal; nummer, aflevering; número cardinal, hoofdtelwoord; número ordinal, rangtelwoord; en número de, ten getale van; sin número, in groten getale.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: