nubilus
núbilus (-a, -um), - van Lat. nubes (nubis), wolk: met wolken bedekt, in de wolken groeiend, in de nevelzone van het gebergte groeiend. nucifer /
Dr. C. A. Backer (1936)
núbilus (-a, -um), - van Lat. nubes (nubis), wolk: met wolken bedekt, in de wolken groeiend, in de nevelzone van het gebergte groeiend. nucifer /
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
1. eig., bewolkt, betrokken; subst., nubilum, i, n. bewolkte lucht, somber weer, Suet., en plur., nubila, ōrum, n. wolken, regenwolken, Hor., Ov. | overdr., wolken brengend; duister, donker. 2. fig., somber, treurig, toto nubila vultu, Ov.; afkerig, ongenegen, alci, Ov.; donker, ongelukkig, tempora, Ov.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: