nono
(1985) (jeugd) idioot; sufferd; saai persoon die niets te melden heeft. • Gister zo'n aardige ontmoeting beleefd. In een drankperceel kwam een of andere nono met joviaal uitgestoken hand op me af. (Oor, 16/11/1985) • (Jan Kuitenbrouwer: Turbotaal. Van sociobabble tot Yuppiespeak. 1987) • De term 'nono' heeft verschillende betekenis...