Nijlen, jan van
(1884-1965) VI. dichter, wiens bescheidenheid zich weerspiegelt in zijn werk, dat omschreven is als 'de poëzie geworden eenvoud'. Het bevat een romantische gevoeligheid en kent als thema's: de jeugd, de droom en het verlangen. Oeuvre omvat o.a. Verzen 1906, Het licht 1909, De lokstem 1924, Geheimschrift 1934, De dauwtrapper 1947...