Wat is de betekenis van Nijlen, Jan van?

2025-07-29
Lexicon Nederlandse auteurs

Josien Moerman (1984)

Nijlen, jan van

(1884-1965) VI. dichter, wiens bescheidenheid zich weerspiegelt in zijn werk, dat omschreven is als 'de poëzie geworden eenvoud'. Het bevat een romantische gevoeligheid en kent als thema's: de jeugd, de droom en het verlangen. Oeuvre omvat o.a. Verzen 1906, Het licht 1909, De lokstem 1924, Geheimschrift 1934, De dauwtrapper 1947...

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Nijlen, Jan van

Vlaams letterkundige, *10.11.1884 Antwerpen, †14.8.1965 Vorst (bij Brussel). Van Nijlen was ambtenaar bij het Ministerie van Justitie. Hij sloot zich nooit bij een letterkundige groep aan en leidde een teruggetrokken leven, wars van alle publiciteit. Zijn poëtisch oeuvre, dat een sfeer van pessimisme ademt, heeft pas na 1930 door toedoe...