niet goed snik
(19e eeuw) (inf.) niet goed wijs; niet goed bij zijn hoofd; gek. Snik is hier wellicht verwant met snugger, dat vroeger ook fijn betekende. • Ik kom daar op een mooien avond aan — ik was niet volkomen snik — en 't was er niet beter op geworden, na dat ik daar op eenige flesschen champagne had getrakteerd. (J. van Lennep: De Lotgeva...