Wat is de betekenis van netelen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Netelen

(netelde, heeft geneteld), (gew.) prikken (van brandnetels): ik dacht dat de brandnetels van de maand niet netelden.

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

netelen

netelen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord netel Synoniemen netels

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

netelen

(netelde, geneteld) prikken, steken van brandnetels.

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

netelen

Van brandnetels: prikken; (trans.) (iem.) met brandnetels prikken; - ook wederk.: bij het onkruid plukken heb ik mij geneteld.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

netelen

(‘ne:tələn) (netelde, heeft geneteld) met netels steken.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Netelen

Netelen (netelde, heeft geneteld), met netels steken.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)