nergens meer zijn
1) (1964) (inf.) tot niets meer in staat zijn; geen resultaat meer bereiken. Eigenlijk: het lijkt alsof hij er in het geheel niet meer bij is. • Als ik me aan de kritiek had gestoord, was ik nergens. (Jan Mens: De kleine waarheid (1967) • Jij moet eens leren de mensen in hun waardigheid te laten. Anders ben je nergens! (Heere Heeresma:...