Nĕfārĭus
goddeloos, misdadig, slecht, verdorven, visu, Cic.; subst., nefarium, ĭi, n. slechtheid, goddeloze daad, Cic., Liv.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
goddeloos, misdadig, slecht, verdorven, visu, Cic.; subst., nefarium, ĭi, n. slechtheid, goddeloze daad, Cic., Liv.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: