Neerlaten
(liet neer, heeft neergelaten), naar beneden laten, laten zakken: Michal liet David door een venster neer; laat de gordijnen maar neer; — een boot neerlaten, die van het schip af in het water laten zakken ; —(meetk.) een loodlijn neerlaten, laten vallen; — zich neerlaten, zich laten vallen, zich neerzetten: ze liet zich kwijnend i...