Wat is de betekenis van Monoglot?

2025-07-26
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Monoglot

(bn.) syn. eentalig; het feit dat een persoon enkel zijn moedertaal spreekt. bed~ syn. bedtimemonoloog; het praten van een kind in bed zonder aanwezigheid van anderen met gebruik van uitvoerige taal; collectieve ~, het hardop denken in aanwezigheid van anderen; semi-~ het feit dat een persoon een monoloog voert in aanwezigheid van anderen en da...

Gerelateerde zoekopdrachten