Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Monoglot

betekenis & definitie

(bn.) syn. eentalig; het feit dat een persoon enkel zijn moedertaal spreekt.

bed~ syn. bedtimemonoloog; het praten van een kind in bed zonder aanwezigheid van anderen met gebruik van uitvoerige taal;

collectieve ~, het hardop denken in aanwezigheid van anderen;

semi-~ het feit dat een persoon een monoloog voert in aanwezigheid van anderen en daarbij geen rekening houdt met de aanwezigheid van die anderen. Dit komt het meest voor bij jonge kinderen en heeft strikt genomen geen communicatieve waarde.

< >