Wat is de betekenis van Mītĭgo?

2025-07-27
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Mītĭgo

1. eig., zacht maken, fruges, rijp maken, Cic., cibum, zacht of week maken (door koken of braden), Cic., agros, losmaken, vruchtbaarder maken, Cic. 2. overdr., (levende wezens) zacht stemmen, zacht -, vreedzaam -, tam maken, kalmeren, alqm of alcs animum, Cic., aures elephantorum ad sonum, gewennen, Curt.;...

Gerelateerde zoekopdrachten