Misbruik
o. (-en), 1. verkeerd, slecht gebruik: misbruik maken van zijn macht; misbruik van vertrouwen; 2. overdadig gebruik: misbruik van sterkedrank; van iemands goedheid misbruik maken ; 3. iets verkeerds dat regelmatig plaats heeft, verkeerde gewoonte: een misbruik dat allengs is ingeslopen; misbruiken afschaffen.