Wat is de betekenis van misbruiken?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Misbruiken

(misbruikte, hoeft misbruikt), 1. een verkeerd of slecht gebruik maken (van iets): iemands goedheid misbruiken; Gods naam misbruiken, vloeken; 2. onteren : een meisje misbruiken.

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

misbruiken

misbruiken - Werkwoord 1. (ov) op een slechte wijze gebruik maken van iets of iemand Hij misbruikte de toegang die hij uit hoofde van zijn functie tot deze gegevens had. 2. verkrachten (sexueel misbruik) Hij misbruikte zijn dochter keer op keer....

2025-07-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

misbruiken

misbruiken - regelmatig werkwoord uitspraak: mis-brui-ken 1. hem iets laten doen terwijl dat niet in zijn belang is ♢die jongen wordt door zijn baas misbruikt Regelmatig werkwoord: mis-brui-ken ik misbruik ...

2025-07-26
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

misbruiken

Een vriendelijke (want vrij vage) term voor (een vrouw) verkrachten. Het woord werd in deze betekenis al bij Cats (zeventiende eeuw) opgetekend. In het Engels gebruikt men hiervoor het werkwoord ‘to misuse’, dat een even extreme vaagheid vertoont. Voor de rechtbank in Assen is vanmorgen het proces begonnen tegen Jan S., die heeft verklaard zijn zev...

2025-07-26
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

misbruiken

misbruiken - (een vrouw) onteren. Een Vader die een eenige Dochter hadde, vernemende dat de selve hare eerbaerheydt eerst hadde laten mishruycken, ende daer na met den Vrijer sigh uyter stadt ... hadde begeven, CATS, Trour. 420a [1635].

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Misbruiken

v., misbrûke.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

misbruiken

misbruikte, heeft misbruikt; een slecht, verkeerd gebruik maken van; te veel gebruiken: Gods naam misbruiken; iems. goedheid misbruiken.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

misbruiken

(miz'bruikən) (misbruikte, heeft misbruikt) 1. een verkeerd gebruik maken van iets : geld -; zijn verstand, gezag, macht, iemands vertrouwen -; Gods naam -, vloeken. 2. buitenechtelijke gemeenschap hebben met : een vrouw -.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Misbruiken

Misbruiken (misbruikte, heeft misbruikt), een verkeerd of slecht gebruik maken (van iets): Gods naam misbruiken, vloeken; onteeren: een meisje misbruiken. MISBRUIKING, v. (-en), het misbruiken; onteering.