meeval
meeval - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meevallen ♢... dat ik meeval
Wiktionary (2019)
meeval - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meevallen ♢... dat ik meeval
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
geluk, (NL) mazzel Na een misrekening van onze doelman viel de ongelukkige gelijkmaker en in de slotfase kenden we weer geen greintje meeval. (Gazet van Antwerpen) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 7
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Peter Bakema (2003)
(de) meevaller, buitenkansje geluk: veel/weinig meeval hebben ‘Ik hoefde nooit zwaar te forceren om de finish te halen. Ik haalde regelmaat, er zat winst in. Zonder een tikje meeval lukt het echter niet. Vraag dat maar aan mijn goeie vriend Mario Aerts. Zet er ook maar bij dat ik iedereen dank die in de bergen zo voor mij heeft geroepe...
Walter De Clerck (1981)
Omstandigheid dat iets gunstiger of voordeliger is dan te verwachten was: meevaller; - gunstige omstandigheid, gunstige uitslag (van iets); geluk, voorspoed; soms bep.: buitenkansje, voordeel, meevallertje. Vaak in de verb. (weinig, veel) meeval hebben. Ik lag plat op mijn rug en staarde omhoog naar het muskietengaas en probeerde in slaap te...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: