Wat is de betekenis van mechels?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mechels

bn., van, betreffende de stad Mechelen; — Mechels hoen, Belgisch hoen behorend tot de zware vleesrassen; — Mechelse kant, soepele, luchtige, gekloste kant, dienend voor garnering.

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

mechels

(19e eeuw) (Barg.) ik, mij; mijn; van mij. Zie ook: michels*. • Mechels maast grandigen schrok, ik heb grooten honger. (H. de Seyn-Verhougstraete: Het Bargoensch van Roeselare. 1886) • De andere sprak: ‘Fiemt met uw keete, mechels weet de plek.' (Gustaaf Vermeersch: Het wederzien. 1909) • In het algemeen gebruikt men te Rous...

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Mechels

(' mɛchəls) bn. van, betreffende Mechelen : -e kant.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Mechels

bn., van, betreffende de stad Mechelen.

2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)