Wat is de betekenis van Marktrecht?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Marktrecht

o. (-en), 1. marktgeld; 2. recht dat tussen kopers en verkopers op de markt gebruikelijk is; 3. (hist.) privilege tot het houden van jaar- en weekmarkten.

2025-07-25
Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Marktrecht

Recht, in de Middeleeuwen verstrekt aan plaatsen om op gezette tijden (wekelijks of jaarlijks) een markt te houden. Waar elders de vorst het marktrecht verstrekte, had in de Friese gebieden ten tijde van de Friese Vrijheid wellicht de landsgemeente deze bevoegdheid. Tijdens de markt alsook de heen- en terugreis gold de marktvrede, op de naleving wa...

2025-07-25
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

MARKTRECHT

Westerlauwers rechtsboek van kort na 1200( ?) met een algemeen-Fr. stadsrecht. Overgeleverd in codices Druk en Unia en Jus municipale. Tekst: Richthofen, Rechtsquellen, 421-423; Hettema, Oudfr. Wetten II, 140-144.

2025-07-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Marktrecht

De aan steden en dorpen in vroeger tijden verleende bevoegdheid (privilege) tot het houden van jaar- en weekmarkten. Of het m. onder de ➝ heerlijke rechten gerangschikt mag worden, is betwist. Met het houden der markt ging soms gepaard de marktvrede, d.w.z. dat iedereen vrijelijk deze markt kon bezoeken zonder kans te loopen van een strafrechtelijk...

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

marktrecht

('markt) o. (-en) 1. recht dat betreffende de markthandel gebruikelijk is. 2. [te betalen recht, geld] marktgeld.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

marktrecht

o. (-en), 1. marktgeld; 2. recht dat tussen kopers en verkopers op de markt gebruikelijk is; 3. (hist.) privilege tot het houden van jaar-en weekmarkten.