Wat is de betekenis van manhaft, manhaftig?

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

manhaft, manhaftig

bn., bw.; de eigenschappen van een man hebbende, tonende: strijdbaar, dapper, koen: een manhaftig strijder; zich manhaftig gedragen.

Gerelateerde zoekopdrachten