Wat is de betekenis van Maner?

2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Maner

m. (-s), die maant, aanspoort, inz. die betaling van een schuld vordert: de grootste maners heb je binnen je deur, huisgenoten manen het hardst om hetgeen zij van elkaar te vorderen hebben.

2025-07-21
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Maner

s., moander, moanjer.

2025-07-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

maner

m. maners; persoon, die maant.

2025-07-21
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

maner

('ma:nər) m. (-s) hij die maant.

2025-07-21
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

maner

m. (—s), iemand die maant, aanspoort, die betaling van een schuld vordert: de grootste maners heb je binnen de deur, huisgenoten manen het hardst om wat zij van elkaar te vorderen hebben.

2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Maner

MANER, m. (-s), die aanspoort, waarschuwt, inz. die betaling eener schuld vordert: de grootste maners héb je binnen je deur, huisgenooten manen het hardst om hetgeen zij van elkaar te vorderen hebben.