makoe
(de, -s), naam voor een aantal nfialariamuggen (Anopheles-soorten), gekenmerkt door gestreepte poten. Toen kwam er een makoe, die om de ooren van Kaikoutji gonsde en hem stak; maar de man, die als een bal in zijn hangmat lag opgerold, bewoog zich niet (van Cappelle 134). - Etym.: S. Oudste vindpl. Teenstra 1835 II: 464. Bij Herlein (1718: 179) vern...