Wat is de betekenis van makkelijk zat?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

makkelijk zat

(1982) (inf.) gezegd van iets dat eenvoudig of vanzelfsprekend is. • Makkelijk zat. Maar éérst die jas! (J.A. Deelder: Schöne Welt: verhalen. 1982) • En nu neem jij me mee, omdat we toevallig in de buurt op een feestje zijn, makkelijk zat. (Mensje van Keulen: Overspel. 1982) • De schilder had van 't jaar maar &e...

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

makkelijk zat

(1974) (inf.) erg makkelijk. • Nou, wat mij betreft sloop ik zo’n reliëfadelaar van een van de portieren van Wahlers koets. Makkelijk zat. (Louis Ferron: Gekkenschemer. 1974) • Makkelijk zat had je een hersenbeschadigingetje kunnen oplopen … (Maarten ”t Hart: Verlovingstijd. 2009) • Het is makkelijk zat om h...