Wat is de betekenis van Loof (1)?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Loof (1)

Loof o. bladeren der boomen en heesters; — de geheele plant (van kruiden) boven den grond; het loof der aardappels was aangetast, zie LOF 1e art.; — bladgroen der loofplanten.