Loof
I. o. (loveren [thans ongebruikelijk]), 1. (veroud., Zuidn.) blad: zo stil als een loof; 2. (coll.) gebladerte, bladeren, groen, inz. van bomen en heesters: het donkere loof der beuken; — minder juist ook van naaldgroen gezegd; — het loof van aardappelen, het hele boven de grond groeiende deel der aardappelplant; 3....