Wat is de betekenis van Lof (4)?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lof (4)

Lof o. (R.-K.) eene godsdienstige namiddag- of avondoefening, die met den zegen van het H.Sacrament besloten wordt: naar het lof gaan.