Wat is de betekenis van Lof (2)?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lof (2)

Lof o. de door gebrek aan licht verbleekte bladeren van de cichoreiplant, welke in den winter of in het vroege voorjaar als een gezond moesgewas gegeten worden Hollandsch lof; Brusselsch lof.