Wat is de betekenis van Loer (1)?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Loer (1)

Loer v. het loeren: op de loer staan of liggen, op eene gunstige gelegenheid loeren; (jag.) wild op eene loerplaats trachten te schieten; — iem. eene loer draaien, hem eene poets bakken, hem bedotten.