Wat is de betekenis van lijf?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lijf

o. (lijven), 1. (veroud.) leven: te lijf, bij lijf zijn, in leven zijn; het lijf wagen; lijf om lijf vechten, man tegen man; zijn lijf wagen; 2. (thans) lichaam: hij stond in zijn blote lijf, geheel zonder kleren; zijn lijf bergen, zich redden; iem. te lijf willen, hem willen slaan;...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lijf

lijf - Zelfstandignaamwoord 1. lichaam. Hij verzorgde zijn lijf goed. Synoniemen [1] lichaam

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

lijf

lijf - zelfstandig naamwoord 1. geheel van botten, organen, spieren waaruit een mens bestaat ♢ je moet je lijf elke dag goed wassen 1. dat heeft niets om het lijf [dat betekent niets] ...

2025-07-25
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

lijf

iemand op het lijf lopen (tegen)

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

lijf

zie daver.

2025-07-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

lijf

De oorspronkelijke betekenis van de verbinding bij Gods lijf is ‘bij het lichaam van God’. Het is een historische eedformule waarin God en zijn lichaam tot getuigen worden aangeroepen dat men de waarheid spreekt. Het ijdel gebruik van die eedformule maakt haar tot vloek, die, om anderen niet te kwetsen, verbasterd e...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Lijf

s.n., liif (it); (van dier), bealch; in levenden lijve, libbensliif; niets om hethebben, neat om ’e hakken hawwe, gjin fel om it gat hawwe.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lijf

o. lijven (1 leven: toestand v. e. levende, levenstijd; 2 het lichaam [van mens of dier]; 3 romp; het menselijk of dierlijk organisme zonder het hoofd; 4 onderlijf, buik; 5 gedeelte v. e. japon, jakje; 6 naam van verschillende zaken, bij een lijf in bet. 3 vergeleken): 1. het lijf wagen; 2. de walvis met een harpoen in het lijf; iem. aan den lijve...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lijf

o. (lijven; -je)[~ leven + ~ blijven] I. Eig. toestand van een levende, levenstijd: het wagen; iemand het benemen, om het brengen; - en goed; in levenden lijve, levend en wel; zijn (en leven) bergen, zich redden. II. Metn. 1. a. lichaam in verband met het leven: een gespierd -; de walvis heeft een harpoen in zijn -; met zijn geen weg weten; het m...