Wat is de betekenis van Libo?

2025-07-25
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Lībo

(1); I. een kleinigheid van een zaak afnemen, a. in ’t alg., ontlenen, libas ex omnibus, Cic. a natura deorum libatos animos habemus, Cic. b. in ’t bijz., (van iets) proeven, genieten, cibos, Ov., iecur, daarvan vreten, Liv., vand. = aanroeren, cibos digitis, Ov., oscula natae, kussen, Verg., ...

2025-07-25
Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Libo

Libo - 1) uit Elis, bouwmeester van den tempel van Zeus te Olympia (ongeveer 468–456).—2) rom. familienaam, o. a. in de gens Iulia (z. Julii no. 3), de gens Livia, de gens Marcia, de gens Poetelia, de gens Scribonia (Scribonii no. 1, 3, 7, 9).