Labberlot
I. m. (-ten), 1. stumper, kruiperd; — (Zuidn.) onachtzaam, slordig persoon; 2. iets dat slecht is in zijn soort, prul; II. v., (zeew., veroud.) naam van een sloep, die in grootte op de barkas volgt. L
Van Dale Uitgevers (1950)
I. m. (-ten), 1. stumper, kruiperd; — (Zuidn.) onachtzaam, slordig persoon; 2. iets dat slecht is in zijn soort, prul; II. v., (zeew., veroud.) naam van een sloep, die in grootte op de barkas volgt. L
Marc De Coster (2020-2025)
1) (19e eeuw, vero.) stumper, waardeloos persoon, nietsnut; slordig iemand. Wanneer m.b.t. zaken dan in de betekenis van prul. Het woord gaat terug op de naam van een 17e eeuwse bendeleider, Labourlot. • Gij! voor wie ik gekribbeld heb, mannen en vrouwen, rammelkeezen, rosbeijers, krimperds, stumpers, labberlotten, ... kwezels, laauwdaten, lab...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
labberlot - Zelfstandignaamwoord 1. een slordig, onachtzaam persoon ♢ Wat een labberlot is dat toch!
Marc de Coster (2007)
(in Vlaanderen) slordig, onachtzaam persoon. Reeds bij Cornelissen en Vervliet: ”ne labberlot van ’ne’ knecht’. Bij De Graef: ‘Die labberlot kent geen oepnemvod.’ stumper, waardeloos persoon. Wanneer m.b.t. zaken dan in de betekenis van ‘prul’.Gij! voor wie ik gekribbeld heb, mannen en vrouwen, rammel...
M. J. Koenen's (1937)
1. m. labberlotten (nachtbraker); 2. v. labberlotten (sloep v. e. oorlogsschip).
J.H. van Dale (1898)
Het begrip labberlot heeft 2 verschillende betekenissen: 1. labberlot - m. (-ten), (w. g.) straatschender, lichtmis, zwierbol; ploert; — iets dat slecht is in zijn soort, prul; onachtzaam, slordig persoon. 2. labberlot - v. (-ten), (zeew.) naam eener sloep, die in grootte op de barkas volgt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: