Kruisje
o. (-s), 1. klein kruis; 2. (R.-K.) kruisteken ; een kruisje halen, op Aswoensdag ter kerk gaan, waar de dienstdoende priester met as een kruisje op het voorhoofd der gelovigen maakt; — (zegsw.) een kruisje is genoeg voor een boterham uit het vuistje; — (w. g.) wilt gij het niet geloven, dan zal ik u een kruisje maken,...