Wat is de betekenis van Kroot?

v. (kroten), biet, beet, beetwortel, inz. de rode variëteit er van, waarvan de wortel gekookt als spijs wordt gebruikt; — zegsw.; zo rood als een kroot, hoogrood van gelaatskleur.

kroot - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) rode biet Woordherkomst ontleend aan het Frans carote Uitdrukkingen en gezegden ♦ zo rood als een kroot heftig blozend Synoniemen bietenkroot, biet, peen, voederbiet, beetwortel, suikerbiet, mangelwortel

kroot - zelfstandig naamwoord 1. plant met eetbare knol ♢ we eten kroten vanavond 1. zo rood als een kroot [een erg rood gezicht] Zelfstandig naamwoord: kroot de kroot...

(zn) dennenappel HP.

[via Fr. carotte van Lat. carota, Gr. karooton = peen, wortel] beetwortel, biet, spec. de rode biet die gekookt gegeten wordt.

Bèta vulgaris var. rubra. Men onderscheidt platronde, kogelvormige, halflange en lange k. De eerstgenoemde twee worden in het vroege voorjaar, in de zomer en in de herfst geteeld. De groeiperiode van ronde en kogelvormige rassen is korter dan van lange k. Lange k. worden speciaal geteeld voor de winter- en voorjaarsconsumptie en worden van M...

of rode biet (Bèta vulgaris var. rapa f. rubra) is een tweejarige plant, welke het eerste jaar een sterk verdikte wortel en een rozet van bladeren en het tweede jaar een stengel met bloemen en zaad vormt. Deze wortel is platrond, rond, halflang of lang en bevat evenals de bladeren een mengsel van paarsrood en bloedrood plantens...

v. kroten; (rode) beetwortel, biet.

Andere naam voor de (roode) biet.