Koperwiek
v. (-en), (nat. hist.) lijsterachtige vogel met een koperkleurige vlek op de wieken (Turdus iliacus).
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), (nat. hist.) lijsterachtige vogel met een koperkleurige vlek op de wieken (Turdus iliacus).
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
soort lijster. bonte lijster met opvallende roestbruine tot oranje flanken, een witte wenkbrauwstreep en koperkleurige ondervleugels, die bij ons overwintert en in Centraal-Europa en Oost-Europa broedt. Voorbeelden: De Koperwiek is de kleinste van de familie der lijsters. Hij heeft ook een gespikkelde borst, net als de andere lijster...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Vogelbescherming Nederland 2009)
De koperwiek is een lijster met koperrode 'oksels' die in vlucht opvallend zijn. Het zijn karakteristieke broedvogels van de naaldbossen van Scandinavië. Koperwieken zijn alleen in september tot mei in Nederland te zien, vooral op besdragende struiken in parken en tuinen en op weilanden grenzend aan hagen en bosjes. Koperwieken hoor je in oktober o...
Klaas J. Eigenhuis (2004)
Turdus iliacus Linnaeus 1766. Synoniem T. musicus [BWP 5 p.1000]. Deze bij ons op de trek voorkomende Lijsterachtige wordt gekenmerkt door koperrode (roestrode of oranjerode) flanken. De kleur strekt zich uit tot over de ondervleugel, dat zie je vooral goed als men de vogel in de hand heeft. Misschien wijst de naam er dus op dat hij gegeven is door...
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
(Fr.: moarmantsje). Lijstersoort. Broedvogel van N.-Europa, in Frl. overwinteraar en talrijk als doortrekker.
Veerman (1954)
Turdus musicus L., is een lijster, die hier talrijk doortrekt en overwintert van half Sept. tot half Apr. en aan de tuinb. soms nadeel berokkent, o.a. door het aanpikken van appels en peren, vooral langs de kust met zijn geconcentreerde vogeltrek.
Gedigitaliseerd Ensie (1950)
(Tyrdus iliacus) Bovenzijde donkerbruin. Roomwitte oogstreep Opvallende roestbruine tot kaitanjerode danken en ondervleugels 21 cm. Alarmroep: een zeer hoog tsieh'. Zang: korter en fluitender dan die van de zanglijster, maar minder gevarieerd. In Nederland wintergast uit Scandinavië. Dikwijls in troepen in tuinen of op bouwland.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: