Wat is de betekenis van Kom, uitroep?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kom, uitroep

tw., de 2de pers. enk. der geb. w. van komen, 1. uitroep om een ander of zichzelf tot een handeling, ook b.v. tot luisteren aan te sporen: kom, schiet nu eens op; kom, ik ga maar eens opstappen; 2. sussende of vergoelijkende uitroep, vaak met herhaling: kom, huil nu maar niet; kom, kom, zo'n vaart zal het niet...