Knippen, snijden
(knipte, heeft geknipt), 1. snijden met een schaar (in iets), hetzij om het te verdelen of om insnijdingen er in te maken : een stevige schaar om bordpapier te knippen; bladerdeeg kan men knippen; iets stuk knippen’, — (onoverg.) in iets knippen, er een of meer sneden met de schaar in geven ; — mosse...