kloef (klof)
1. Klomp; - aan iem., iets zijn kloefen vegen, er zijn broek aan vegen, er maling aan hebben; iem. zijn kloef laten voelen e.d., iem. een trap geven. Ge hebt schoon aan de Burcht, hoe groot die mag zijn, uw kloefen te vagen, gij wordt toch altijd bedreigd door de lelijke kans onwillens bij ’t een of ander onheil betrokken te zij...