Wat is de betekenis van Kloef?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kloef

m. (-en), (Zuidn.) 1. klomp, holsblok; 2. (fig.) lomp mens; ook : slappeling.

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kloef

(1914) (schol.) bijnaam voor een jongen met een vooruitstekende kin. Vgl. centenbak*. • Een jongen met een vooruitstekende kin is al dadelijk gedoopt; „kloef” (d.i. hij heeft een kin als een houten klomp of kloef) in het Fransch; „galoche” —; en „wafel” is de gewone bijnaam voor een jongen, die „...

2025-07-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

kloef

(de, -en) klomp

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kloef

m. -en (Z.-N. klomp).

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kloef

m. (-en) [msch. < klieven] houten schoen, klomp.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kloef

m. (en), (gew.) klomp.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kloef

KLOEF, m. (-en), (Zuidn.) klomp, holsblok; (fig.) lomp mensch.