Klinken, hechten
(klonk, heeft geklonken), 1. door kloppen vast- of dichtslaan, bepaaldelijk door het einde van een doorgedreven bout door hameren tot een kop te vormen: de bouten worden bijna witgloeiend geklonken; op de genoemde wijze met bouten doen sluiten of hechten: het zit geklonken; buizen, platen klinken; de stoomketels worden geklo...