Kleintje
o. (-s), zie aldaar.
Marc De Coster (2020-2025)
1) (18e eeuw) (euf.) vrouwelijk schaamdeel. Een synoniem is kleinigheid*. • Wyl je 't niet geloven wilt, wil ik u eens zeggen, hoe dat uw kleintje, je weet wel, is? (Nieuwe Snakeryen of Vermakelyke Historien. 1732, geciteerd in WNT) 2) (1987) (euf.) kleine boodschap; urineren. • ‘En piesen zeggen wij ook niet’,...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
kleintje - Zelfstandignaamwoord 1. een persoon van klein formaat, kind, peuter ♢ Pas jij even op de kleintjes? 2. een zaak van klein formaat ♢ We hebben alleen wat aan die flinke schelpen, gooi die kleintjes maar weer terug. 3. kleine bedragen, kle...
Ewoud Sanders (2019)
Kleintje is vooral in Antwerpen en in de Vlaamse en Nederlandse provincies Brabant en Limburg is kleintje nog altijd een veelvgebruiktevnaam voor een 'klein glaasje sterke drank'. In Hasselt werd kleintje omstreeks de eeuwwisseling ook gebruikt voor een halfvol borrelglas. 'Met een klontje suiker erin', zo heet het ergens, 'was het glaasje volledig...
drs. Toine van Hoof (2017)
1. Kleine kaart, d.w.z. iedere 2, 3, 4, 5 en 6. Een 7, 8 of 9 wordt vaak eveneens als een ‘kleintje’ beschouwd, maar is formeel een middenkaart. 2. Commando van de leider aan de dummy om de laagste kaart in de gevraagde kleur bij te spelen.
Muiswerk Educatief (2017)
kleintje - zelfstandig naamwoord uitspraak: klein-tje 1. iemand die klein is, of iets wat klein is ♢ hij bestelde een kleintje pils 1. vele kleintjes maken één groot [alle beetjes helpen]...
Marc de Coster (2004)
(1) kleine boodschap*; het urineren. Vaak gezegd tegenover kinderen. ‘En piesen zeggen wij ook niet’, vervolgt tante Roosje. Ik dacht juist dat piesen netjes was en alleen pissen of zeiken niet mocht. ‘Fatsoenlijke mensen hebben het over ‘een kleine boodschap’ of ‘een kleintje’. Sal Santen: Heden kijkdag. 1987 (2) in de achttiende eeuw ee...
J. van Donselaar (1936)
(het, -s), (ook:) 1. jong (maar niet ‘mensenkind’). Tante had hier een héél grote mand besteld voor haar Duitse herdershond, die kleintjes moest krijgen (I. v.d. Werft in Bauxco Nieuws, febr. 1965: 13). 2. plas. Ik heb een kleintje gedaan in mijn broek (van Cappelle 274). -Etym.: Bet. 1 komt ook voor in AN, echter veel m...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: