Wat is de betekenis van kleinburgerlijk?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleinburgerlijk

bn., van, eigen aan de kleine burger; geestelijk bekrompen.

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleinburgerlijk

kleinburgerlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. met betrekking tot het gedeelte van de bevolking van een stad die behoort tot de sociale laag tussen de arbeidersklasse en de "grote" burgerij Maar die eigenschappen passen slecht in het goeiige, kleinburgerlijke milieu waarin Hedda zich plots bevindt als ec...

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kleinburgerlijk

(klein'burgәrlәk) bn. en bw. [zoals de kleine burger] geestelijk bekrompen.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kleinburgerlijk

bn., van, eigen aan, zoals men vindt bij de kleine burger; geestelijk bekrompen.

2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)