Wat is de betekenis van Klapper?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Klapper

m. (-s), wat klapt; 1. iets dat ontploft; (vuurwerk) voetzoeker; vgl. zevenklapper; de klapper van een pistache; — (gew.) (blaas van het) bruinwier (Fucus vesiculosus); — (taalk.) explosieve consonant; 2. iets dat door slaan klinkt; — klaphoutje, elk der twee houtjes die kinderen tussen de vingers snel tegen elkander...

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

klapper

1) (1731) (Barg.) (huis)kamer. In de betekenis van 'deur' reeds aangetroffen in 1731. De 'bovenklapper' was de bovenkamer, de 'luchtklapper' was het bovenhuis. Waarschijnlijk oorspronkelijk een deur, iets dat dichtklapt. De deurscharnieren waren royaal van smeerolie en vet voorzien, waardoor de deur geruisloos opende en sloot. Het bed stond meestal...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klapper

klapper - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) (voeding) Cocos nucifera een kokosnoot, de vrucht van de kokospalm (die zelf ook 'klapper' heet) 2. een val waarbij men luidruchtig onzacht terecht komt Hij maakte een lelijke klapper en brak zijn been. 3. een notitieblok dat men verticaal kan...

2025-07-24
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

klapper

kamer; roofhol In 1731 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, achter in het boek Cartouche, of de Gestrafte Booswicht, in de betekenis ‘deur’. In de betekenis ‘kamer’ voor het eerst gevonden in 1906, in De Boeventaal van Köster Henke. Een ‘bovenkamer’ werd indertijd een bovenklapper genoemd en een ‘bovenhuis’ e...

2025-07-24
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Klapper

Klapper - raceband die plotseling springt.

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

klapper

klapper - zelfstandig naamwoord uitspraak: klap-per 1. iets dat ontploft ♢ we speelden als kind met een pistool met klappertjes 1. een klapper maken [in één keer veel geld verdienen] ...

2025-07-24
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

klapper

(deur die kan dichtklappen), 1. kroeg: Ik ... zei ... tegen ’m: ‘Zeg, ouwe, laten we nou in deze klapper blijven zitten ...’ Maar dan schoot ie als een veer overeind en riep: ‘Afrekenen s. v. p.’, BOTING2 63; 2. clandestien bordeel: Leit ’m teuge de steine ... Wie ’t eerst leit ... ’n rondje in de kla...

2025-07-24
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

klapper

Raceband die plots springt. Vgl. afloper. We hadden nu ongeveer 75 km gereden, vrij snel nadat wij weer vertrokken waren bij Duura Vermeer een tweede lekke band, een klapper. (www.volkskrantblog.nl, 09/09/2007)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

klapper

→ klapband